Zesentwintig jaar wonen op het terrein van Zon & Schild

De periode 1944-1970

Reeds in 1939 werd mijn man aangesteld in Zon & Schild, eerst als assistent-psychiater. We woonden toen aan de rand van het terrein in een woning aan de Utrechtseweg.

Na een tijdelijke onderbreking voor een studieperiode in Utrecht, kwamen wij in 1944, dus middenin de oorlog, op het terrein wonen. Het deed ons goed weer terug te zijn, we voelden ons hier echt thuis. Ook patiënten en personeel verheugden zich echt dat wij er weer waren. Iedereen hielp mee om het grote huis in te richten. In die tijd was er niets te koop, veel dingen gingen “zwart”, vloerbedekking, gordijnen, het was gewoonweg niet te koop. In deze welvaartstijd kan men zich dat nauwelijks voorstellen. Geen nood echter, de stoffeerder had nog wat oud zeil liggen voor op de slaapkamers. Onder de bedden was dat niet nodig, daar bleven de planken zichtbaar. Ook vielen er nog wat matten te versieren voor beneden.

Wij deelden het huis met een collega en haar moeder, dat ging best. Onze zoon Kees ging met de tram naar Zeist, naar de Hernhuttersschool (Evangelische broedergemeente). Hans zat nog in de “box”. Toen werden de oorlogshandelingen erger, de tram werd beschoten, er vielen bommen op Soesterberg en zelfs een paar op Zon & Schild. De schrik was groot, maar wat een zegen, niemand raakte gewond, er was wel veel schade. (Het museum bezit een scherf die toen in Berkenrode ingeslagen is. red.) De kinderen konden toen niet meer naar school.

De hongerwinter brak aan, nooit heb ik een grotere saamhorigheid ontmoet dan in die tijd, ongelooflijk. Zon & Schild had een eigen toneelclubje, een eigen muziekclubje. Ongekende talenten ontwikkelden zich zowel onder het personeel als onder de patiënten. Het Recreatiegebouw was bezet door evacuees uit Wolfheze (patiënten die gevlucht waren uit Wolfheze).

Omdat we dus niet in de Recreatie terecht konden, kwamen wij bij elkaar in de strijkkamer. We zaten bijna op elkaars schoot, maar dat mocht niet hinderen. Ook kregen we nog inkwartiering, dat wil zeggen dat de Duitsers gebouwen vorderden om er soldaten in onder te brengen. Dat was allerminst leuk, we moesten toen leren wat het betekent: “Heb Uw vijanden lief”. Grote bewondering hadden wij voor onze kok, de heer Seysveld, nu nog woonachtig op “Nyenstede”. Altijd was er nog iets extra’s te eten, voor zijn zorg in die tijd zijn wij nu nog dankbaar.

Toen kwam de bevrijding, wat een feest, onze Kees in een oranje blouse, gemaakt van een oud gordijn, boven op een Canadese tank, enig! Die saamhorigheid bleef, ook na de bevrijding. Opbouwen moesten we, ook in Zon & Schild. We hadden weer genoeg te eten, maar kleding en schoenen waren er nog niet. We ruilden dus onder elkaar, een bed voor een paar schoenen enz …. De verbondenheid met de patiënten was groot, onze kinderen speelden met hen, schaak, voetbal, tennis, alles samen, personeel en patiënten.

Heel langzaam kwam er verbetering en schoven we naar de welvaart toe. Door onze verbondenheid met Zon & Schild bewoonden we niet alleen het huis, maar genoten van de tuin en het “Landgoed” Zon & Schild. Het gaf ook wel problemen, want het huis was slecht geïsoleerd en verwarmd met het gevolg dat het in de winter steenkoud was. Het lijkt wel of de winters in die tijd veel strenger waren. Al het prachtige sanitair moest afgetapt worden omdat het anders zou bevriezen, de laatste negen jaar hadden we pas centrale verwarming, mijn grootste cadeau.

Het was gebruikelijk dat een patiënte hielp je huis schoon houden in die tijd, ze kreeg daar een welkome vergoeding voor. Soms bracht dat wel problemen mee, zo had ik eens een groepje Zweedse dames op bezoek, vrouwen van psychiaters die in Zon & Schild aan een congres deelnamen. Ik ben met die dames met een bus naar Amersfoort gegaan en heb ze de stad laten zien. Toen wij ’s middags Zon & Schild bekeken vroegen ze om ook ons huis te mogen zien want in Zweden kende men geen “opwoning”. O ja, gaat U maar mee”, zei ik. Ik ontsloot de deur, de hele huiskamer was uitgepakt voor een grote schoonmaakbeurt, onze trouwe hulp had de kans schoon gezien om dit te doen nu ik toch een dagje weg was. “De sleutel van de achterdeur zat er toch in”, zei ze. Dit verhaaltje geeft wel duidelijk de onderlinge verhoudingen weer in die tijd.

Alles met elkaar waren wij er zeer gelukkig, en onze jongens zeggen nu nog na al die jaren: “Wat hadden we een fijne jeugd in “Zon & Schild”.

G.J. Leibbrandt-Bovenkerk