Financiering van de zorg, toen en nu

Als je kijkt naar de verschillen in financiering van de (GGZ-)zorg tussen de begintijd van Zon & Schild (de dertiger jaren van de vorige eeuw) en deze tijd dan springen een paar dingen in het oog:

  • De provincies zowel als de gemeenten speelden vroeger een markante rol
  • Zorgverzekeraars speelden destijds nog geen rol (het latere ziekenfonds is bijvoorbeeld pas in de jaren 40, tijdens de bezetting, in het leven geroepen)
  • Zelf betalen voor de zorg door wie daartoe in staat waren was destijds vanzelfsprekend

In grote lijnen gaat het tegenwoordig als volgt:

De financiering van de zorg is vrijwel altijd een kwestie van onderhandeling tussen zorgverzekeraar(s) en instelling. Daarbij stelt de zorgverzekeraar kwaliteitseisen, maakt productieafspraken en spreekt een prijs af. De zorgverzekeraar heeft daarmee de rol ervoor zorg te dragen dat voor haar verzekerden voldoende behandelmogelijkheden ingekocht worden en dat de kosten, en daarmee de premies, binnen de perken blijven. Marktwerking (o.a. concurrentie) wordt uitdrukkelijk gestimuleerd. De overheid stuurt alleen nog op grote afstand en bemoeit zich op basis van de totale kosten van de gezondheidszorg met bijvoorbeeld de inhoud van het basispakket van de zorgverzekering en met de hoogte van het eigen risico voor de patiënten. En als het kosten zijn op basis van algemene wetten zoals de AWBZ en de WMO dan bepaalt de overheid het macrobudget en wie met de inkoop belast is (bijvoorbeeld zorgverzekeraar of gemeente).

In de beginjaren van Zon & Schild waren de financiering en de verantwoordelijkheden met betrekking tot de “krankzinnigenverzorging” heel anders en met andere partijen geregeld dan tegenwoordig.

  • De beschikbaarheid van plaatsen.
    De Krankzinnigenwet van 1884 schrijft voor: “De provincie zorgt, op welke wijze dan ook, dat er gelegenheid zij tot verpleging van de in de provincie wonende of verblijvende krankzinnigen”.
    Soms zorgde de provincie zelf voor provinciale gestichten, zoals het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort en het Provinciaal Ziekenhuis Duinenbosch.
    Maar een algemeen aanvaard en leidend principe in die tijd was dat “elke krankzinnige die confessionele verpleging kan bekomen, welke hij of zij, of de familie, begeert”. Daartoe sloten de provincies contracten met de partijen, die gestichten exploiteerden of wilden exploiteren, om hierin te voorzien.
  • De betaling van de verpleegkosten.
    Er waren in die tijd twee mogelijkheden: Of men betaalde zelf òf de gemeente betaalde. Voor de zelfbetalers was van belang dat er verschillende klassen in de verpleging waren. De derde klasse verpleging (de goedkoopste) werd altijd gehanteerd voor de patiënten die aangewezen waren op betaling door de gemeente. Dit gold voor de meeste patiënten. Soms bepaalde de provincie een vaste prijs die de gemeenten moesten betalen. Daarbij kon het voorkomen dat de verpleegprijs die het gesticht hanteerde hoger was dan het provinciale tarief. In dergelijke gevallen was de provincie overigens soms bereid om het verschil bij te passen.

In het archief van het Museum van Zon & Schild is te zien dat de tarieven een twistpunt konden vormen tussen de instelling en de gemeente en dat marktwerking ook toen al bestond. Overigens was er toen net als in onze tijd sprake van een wereldwijde financiële crisis die de uitgaven onder druk zet.

  • In een brief van 20 juni 1934 schreef het gemeentebestuur van Amersfoort aan de       directie van Zon & Schild dat het “de overplaatsing verlangt van armlastige patiënten  die ten laste komen van de Gemeente Amersfoort naar goedkopere inrichtingen”. Op 9 juli 1934 maakte Zon & Schild hiertegen bezwaar met o.a. de volgende     argumentatie: ” Enkele maanden geleden besloten wij in Zon & Schild niet tot  electrisch koken over te gaan, in de eerste plaats omdat de Gemeente Amersfoort      zeer veel prijs stelde op de gaslevering…. Uw voornemen stelt ons daarom zeer     teleur.”De afloop van het conflict weten we niet precies, maar kennelijk is het opgelost door een aanpassing van de verpleegprijs: met ingang van 1 juli 1935 ging de verpleegprijs namelijk fors naar beneden, van f 880,- naar f 775,- per jaar.

Zo zie je maar: in een aantal opzichten lijkt er veel veranderd, maar tegelijkertijd kan je je soms afvragen of er wezenlijk veel veranderd is. Als je bijvoorbeeld kijkt naar wat vroeger vanzelfsprekend was, namelijk dat wie dat kon zelf moest betalen voor de zorg, dan zie je dat in de huidige trends weer enigszins terugkeren. Zelfs de rol van de gemeenten met betrekking tot de zorg komt weer om de hoek kijken…

Jos van Manen / Museum Zon & Schild / juli 2014