Op het oog een tamelijk gewone weg. Maar die schijn bedriegt. Enige tijd geleden gaf de provincie Utrecht een boekwerkje uit over deze weg getiteld “Wegh der Weegen”. Ik leende het van collega museumvrijwilliger Frits MacLean. Mevrouw A.H. (Anneke) Raven, gedeputeerde voor cultuur van de provincie Utrecht, schreef in het boekje een Woord vooraf, waaruit ik het volgende citeer:
Wie over de provinciale weg N237 van Utrecht naar Amersfoort rijdt, ziet een samenraapsel van historische buitenplaatsen, kloostergebouwen, psychiatrische instellingen, kazernes en villa’s. Ook recreatieparken, horeca en allerlei kleine en grootschalige bedrijven hebben zich langs de weg gevestigd. De Amersfoortseweg zelf, zoals die vanouds wordt genoemd, is door verkeersmaatregelen geleidelijk minder herkenbaar geworden. Niet veel mensen zouden vermoeden dat achter deze weg het grootste infrastructurele project van de provincie Utrecht uit de zeventiende eeuw schuil gaat. Onderzoek bracht aan het licht dat de Amersfoortseweg halverwege de zeventiende eeuw werd ontworpen door Jacob van Campen, architect van het Amsterdamse stadhuis, het huidige paleis op de Dam. Van Campen woonde op het landgoed Randenbroeck bij Amersfoort. De aanleg van deze maar liefst zestig meter brede weg was een initiatief van de stad Amersfoort en de Staten van Utrecht. Om het project de kunnen financieren werden langs weerszijden van de weg percelen grond uitgegeven ten behoeve van de bouw van buitenplaatsen. De eigenaren van deze “vakken” waren verantwoordelijk voor hun gedeelte van de weg. Het project ging dus niet alleen om infrastructuur, maar beoogde een totale transformatie van het landschap, van een woeste heide tot een ontgonnen landschap vol buitenplaatsen langs een kaarsrechte, monumentale weg. Het project is in die zin vergelijkbaar met de grote droogmakerijen uit dezelfde periode.
De weg werd aangelegd in het midden van de zeventiende eeuw, na de beëindiging van de tachtigjarige oorlog (de Vrede van Munster in 1648), toen de economische vooruitzichten gunstig waren. In het boekje staat dat de weg een enorm project was dat, in tegenstelling tot hoe wegen destijds doorgaans ontstonden, geheel op de tekentafel ontwikkeld werd en niet voortkwam uit bestaande verbindingen (karresporen en dergelijke). Jacob van Campen had zich laten inspireren door de Romeinse wegen. De Amersfoortseweg werd door mensen in die tijd omschreven als de nieuwe Via Appia en verheerlijkt als de Wegh der Weegen. De oorspronkelijke bedoeling, namelijk dat de kavels langs de weg gevuld zouden worden met alleen grote buitenhuizen, is nooit goed van de grond gekomen. De voornaamste oorzaak daarvan was dat door oorlogen (de Engelse Oorlogen en het Rampjaar 1672) de economie een knauw kreeg. Daarnaast was in die tijd een aanvoerroute over water nog erg belangrijk, waardoor de buitens in ’s-Gravenland en aan de Vecht meer in trek waren.
De natuur, zoals wij die nu kennen in het deel van de Utrechtse Heuvelrug waar ook Zon & Schild gesitueerd is, zag er in de zeventiende eeuw heel anders uit. Het was een heidelandschap met nauwelijks bomen. Daardoor waren er vergezichten die we ons nu niet meer kunnen voorstellen. Zelfs tot ver in de negentiende eeuw was het nog zo kaal dat men bijvoorbeeld vanaf het spoorwegstation De Bilt de kerktoren van Amersfoort kon zien.
De uitgegeven kavels langs de weg, de zogenaamde vakkenstructuur, is nu nog waar te nemen. Helemaal mooi op luchtfoto’s.
Een aardige wetenswaardigheid uit het boekje is nog dat bungalowpark Albertsdorp (vanuit Zon & Schild linksaf en dan wat verderop aan de rechterkant van de weg) in de jaren zeventig huisvesting bood aan medewerkers van Zon & Schild. Albertsdorp was ontstaan in de Eerste Wereldoorlog en bestemd om onderdak te bieden aan de vrouwen en kinderen van uitgeweken Belgische militairen die geïnterneerd waren in Kamp Zeist.
JvM